Arvindus

Het gospel van Sri Ramakrishna

15 november 1882

  • Titel: Het gospel van Sri Ramakrishna, 15 november 1882.
  • Auteur: Mahendranath Gupta.
  • Eerste vertaler: Swami Nikhilananda.
  • Tweede vertaler: Arvindus.
  • Uitgever: Arvindus.
  • Auteursrecht: 2023, Arvindus, alle rechten voorbehouden.
  • Index: 202301311.
  • Editie: html, eerste editie.
  • Hoofdbron: Mahendranath Gupta, The Gospel of Sri Ramakrishna, Swami Nikhilananda (translator), Sri Ramakrishna Math, Chennai.

Sri Ramakrishna kwam vergezeld door Rakhal en diverse andere toegewijden naar Calcutta in een rijtuig en riep M. bij de school waar hij aan het lesgeven was. Daarna gingen ze allemaal naar de Maidān. Sri Ramakrishna wilde het Wilson Circus zien. Terwijl het rijtuig over de drukke Chitpore-weg rolde was zijn vreugde erg groot. Als een klein kind leunde hij eerst uit de ene zijde van het rijtuig en daarna uit de andere, tegen zichzelf pratend alsof hij de voorbijgangers aansprak. Tot M. zei hij: "Ik vind de aandacht van de mensen gericht op aardse dingen. Ze haasten zich allemaal omwille van hun magen. Niemand denkt aan God."

Ze arriveerden bij het circus. Er werden kaartjes voor de goedkoopste stoelen gekocht. De toegewijden namen de Meester naar een hoge galerij en ze zetten zich allemaal op een bank. Hij zei vreugdevol: "Ha! Dit is een goede plek. Ik kan de show goed zien vanaf hier." Er waren vertoningen van verschillende kunsten. Een paard rende rond op een ronde baan waarboven met interval grote ijzeren ringen waren gehangen. De circusrijdster, een Engelse vrouw, stond op één voet op de paardenrug, en als het paard onder de ringen doorging sprong ze erdoor, telkens landend op één voet op de paardenrug. Het paard rende rond de gehele cirkel en de vrouw miste nooit het paard en verloor nooit haar balans.

Toen het circus voorbij was stonden de Meester en de toegewijden buiten in het veld naast het rijtuig. Omdat het een koude nacht was bedekte de Meester zijn lichaam met een groene shawl.

Sri Ramakrishna zei tot M.: "Zag je hoe die Engelse vrouw op één voet op haar paard stond terwijl het bliksemsnel rende? Wat moet dat een moeilijk kunst zijn! Ze moet vast een lange tijd geoefend hebben. De minste onzorgvuldigheid en ze zou haar armen of benen breken, ze zou zelfs kunnen sterven. Je staat voor dezelfde moeilijkheid bij het leiden van het leven van een huishouder. Enkelen slagen erin door de genade van God en als resultaat van hun spirituele praktijk. Maar de meeste mensen falen. De wereld binnengaand raken ze er meer en meer in betrokken; ze verdrinken in wereldlijkheid en lijden de doodsstrijd. Slechts enkelen, zoals Janaka, slaagden, via de kracht van hun soberheid, in het leiden van het spirituele leven als een huishouder. Daarom is spirituele praktijk extreem noodzakelijk; anders kun je niet juist leven in de wereld."

De Meester ging in het rijtuig met de toegewijden en ging naar Balaram Bose's huis. Hij werd met zijn metgezellen meegenomen naar de tweede verdieping. Het was avond en de lampen brandden. De Meester beschreef de kunsten die hij had gezien in het circus. Geleidelijk verzamelden zich andere toegewijden en spoedig was hij geëngageerd in een spiritueel gesprek met hen.

Het gesprek verplaatste zich naar het kastensysteem. Sri Ramakrishna zei: "Het kastensysteem kan maar met één middel verwijderd worden, en dat is de liefde voor God. Liefhebbers van God behoren tot geen enkele kaste. Het denken, het lichaam en de ziel van een mens worden gezuiverd via goddelijke liefde. Chaitanya en Nityānanda verspreidden de naam van Hari bij iedereen, inclusief de paria's, en omhelsden hen allemaal. Een brāhmin zonder deze liefde is niet langer een brāhmin. En een paria met de liefde voor God is niet langer een paria. Door bhakti wordt een onaanraakbare zuiver en verheven."

Sprekend over huishouders die verstrikt zijn in wereldlijkheid zei de Meester: "Ze zijn als zijderupsen. Ze kunnen uit de cocon van hun wereldlijke leven komen als ze dat willen. Maar ze kunnen het niet verdragen, want zij zelf hebben de cocon met veel liefde en zorg gebouwd. Dus sterven ze daar. Of ze zijn als de vis in een val. Ze kunnen eruit komen op de manier zoals ze erin gekomen zijn, maar ze spelen binnenin de val met andere vissen en horen het zoete geluid van het kabbelende water en vergeten al het andere. Ze doen niet eens een poging om zichzelf te bevrijden van de val. Het brabbelen van kinderen is het kabbelen van het water, en de andere vissen zijn familieleden en vrienden. Enkel één of twee ontsnappen goed door weg te rennen. Zij zijn de bevrijde zielen."

De Meester zong vervolgens:

Wanneer zulk een waan de wereld versluiert, door Mahāmāyā's betovering,
Dat Brahmā ontdaan is van zinnigheid,
En Vishnu bewustzijn verliest,
Wat voor hoop is er dan nog over voor mensen?

Het nauwe kanaal wordt eerste gemaakt, en daar wordt de val gezet;
Maar hoewel de doorgaan open ligt,
Gaan de vissen, eenmaal veilig door de poort,
Niet meer naar buiten.

De zijderups bereidt geduldig zijn dicht geweven cocon;
Maar hoewel er een weg vooruit is,
Blijft de rups ingesloten in zijn eigen cocon,
Om te sterven.

De Meester vervolgde: "De mens kan vergeleken worden met graan. Deze is gevallen tussen de maalstenen en staat op het punt om geplet te worden. Alleen de enkele granen die dicht bij de pin blijven ontsnappen. Daarom moeten mensen toevlucht zoeken bij de pin, dat wil zeggen, in God. Roep Hem aan. Zing Zijn naam. Dan zul je vrij zijn. Anders zul je geplet worden door de Koning des Doods."

De Meester zong opnieuw:

Moeder! Moeder! Mij boot zinkt, hier in de oceaan van deze wereld;
Fel raast de orkaan van waan aan iedere zijde!
Onhandig is mijn stuurman, het denken; koppig mijn zes roeiers, de passies;
In een ongenadige wind
Heb ik mij boot gezeild, en nu zinkt hij!

Gespleten is het roer van devotie; aan flarden is het zeil van geloof;
De wateren stromen mijn boot binnen! Vertel me, wat zal ik doen?
Want met mijn falende ogen, helaas! zie ik niets dan duisternis.
Hier in de golven zal ik zwemmen,
O Moeder, en vasthouden aan het vlot van Uw naam!

Dhr. Viswas had een lange tijd in de kamer gezeten; hij vertrok nu. Hij was ooit rijk geweest maar had alles verspild in een immoreel leven. Uiteindelijk was hij onverschillig geworden ten aanzien van zijn vrouw en kinderen. Refererend aan dhr. Viswas zei de Meester: "Hij is een ongelukkige stakker. Een huishouder heeft zijn taken te vervullen, zijn schulden te betalen: zijn schuld aan de goden, zijn schuld aan zijn voorouders, zijn schuld aan de rishi's en zijn schuld aan vrouw en kinderen. Als een vrouw rein is dan moet haar man haar ondersteunen; hij moet ook hun kinderen opvoeden totdat ze volwassen zijn. Alleen een monnik hoeft niet te sparen; de vogel en de monnik zorgen niet voor de dag van morgen. Maar zelfs een vogel draagt zorg wanneer hij jongen heeft. Hij brengt voedsel in zijn snavel voor zijn kuikens."

Balaram: "Dhr. Viswas wil nu het gezelschap van heilige mensen cultiveren."

Meester (met een glimlach): "De kamandalu van een monnik gaat naar de vier belangrijkste heilige plaatsen1 met hem, maar hij smaakt nog steeds bitter. Op dezelfde manier wordt gezegd dat de Malaya-bries alle bomen in sandelhout verandert. Maar er zijn een paar uitzonderingen, zoals de katoenboom, de aśwattha en de gele mombinpruim.

"Sommigen zoeken regelmatig het gezelschap op van heilige mensen om hennep te roken. Veel monniken roken dit, en deze huishouders blijven bij hen, bereiden de hennep en nemen van de prasād."